Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis

Terugblik: KVNM-symposium in Artistic Research



Op 11 februari organiseerde de KVNM een symposium over artistiek onderzoek. Bijna veertig bezoekers reisden hiervoor af naar het Utrechts conservatorium. In onderstaande terugblik nemen we je mee in het gevarieerde programma.

 

De middag werd geopend door voorzitter Désirée Staverman. Ze benadrukte het belang dat de KVNM hecht aan artistiek onderzoek. Als blijk hiervan roept de KVNM een nieuwe prijs in het leven voor artistiek onderzoek: de Belle van Zuylen-prijs. In de loop van 2023 verschijnt meer informatie over dit initiatief op de KVNM-website.

 

Jed Wentz opende vervolgens het inhoudelijk deel van het symposium. Dat deed hij met een presentatie over historiciteit, de research-performer en het publiek. Via R.D. Hume’s notie van archeo-historicisme en Arnold Dolmetsch als symbool van de early music revival, beschreef Wentz hoe subjectiviteit via artistiek onderzoek als ‘Trojaans paard’ de muren van de academie doorbrak. Daarbij zag Wentz één extra uitdaging voor artistiek doctoraalkandidaten op gebied van historische uitvoeringspraktijk (historical performance practice): ze hebben geen toegang tot ‘historisch publiek’. In muziekfestivals ziet Wentz imperfecte, maar waardevolle hubs voor artistiek onderzoek. Hoewel artistiek onderzoekers vaak tegen financiële en contextuele beperkingen aanlopen, kon Wentz bezoekers toch meenemen in een aantal persoonlijke ervaringen. Zo vertelde hij over de STIMU-symposia (Festival Oude Muziek), OverActing (Theaterfestival Leiden) en het Actio! Actio! Actio! Symposium (Universiteit Leiden). Uitgebreid ging hij in op het Festival Oude Muziek als een ontmoetingsplaats én marktplaats voor ideeën. Daarbij keek Wentz ook vooruit op het thema van de aankomende editie: Revival. Een thema dat volop mogelijkheden biedt voor de verdere verkenning van historische uitvoeringspraktijken, onder andere via artistiek onderzoek.

 

Wentz droeg het stokje over aan Bruno Forment. Forment is werkzaam voor het Vlaamse Orpheus Instituut voor artistiek onderzoek in Gent. Het Orpheus Instituut coördineert onder andere het docARTES, een internationaal, interuniversitair doctoraatsprogramma voor uitvoerders en componisten. Zelf ontdekte Forment artistiek onderzoek vanuit zijn persoonlijke behoefte de muziek die hij bestudeerde (beter) te ‘horen’. Hij begon deze muziek zelf te spelen en kwam zo tot nieuwe onderzoekinzichten. Twee conclusies uit zijn ervaringen met artistiek onderzoek deelde Ferment met de bezoekers. In de eerste plaats merkte hij dat het tijd vergt om artistiek onderzoek te (h)erkennen als valide modus tussen praktijk en theorie. Ferment refereerde daarbij onder andere aan Joseph Kerman, die in zijn Contemplating Music schrijft dat “[the majority of musicologists have a] deliberate policy of separating of their musical insight and passions from their scholarly work. I believe this is a great mistake; musicologists should exert themselves towards fusion, not separation.” (1985, 18-19). Artistiek onderzoek zou volgens Ferment een kans zijn om ‘Musikwissenschaft’ en ‘Tonkunst’ (opnieuw) bij elkaar te brengen. De tweede conclusie die hij deelde is dat artistiek onderzoeek niet gezien hoeft te worden als ontregelaar van tertiair onderwijs. Forment ziet artistiek onderzoek eerder als ‘undisciplined prism’: een vrije ruimte waarin kunst en onderzoek vanuit een nieuw perspectief bekeken kunnen worden. Forment gebruikt de term ‘undisciplined’ enkel om te illustreren dat artistiek onderzoek een set methodologieën omvat zonder zich te conformeren aan één ‘discipline’. Daarbij legde hij verbindingen met ideeën over historiciteit en de verbinding tussen muziekuitvoering en wetenschappelijke reflectie. Ferment sloot af met een aantal inspirerende voorbeelden van artistiek onderzoek. Een uitdaging die herkend werd onder bezoekers was: op welke manieren kunnen artistiek onderzoekers hun resultaten delen? Dat blijft een open vraag voor veel aanwezigen.

 

Zo ook voor de derde spreker: Rebekah Ahrendt. Ahrendt nam bezoekers mee in het grootschalige onderzoeksproject ‘EarlyMuse: A new ecosystem of early music studies’. Haar onderzoeksgroep constateerde dat de wereld van oude muziek zowel omvangrijk als gefragmenteerd is. Met ‘EarlyMuse’ wil ze nieuwe wegen banen om de unieke plaats van oude muziek in het intellectuele en culturele praktijken te versterken. In verschillende werkgroepen beschouwen de betrokkenen dit vraagstuk momenteel vanuit uiteenlopende perspectieven: wetenschappelijk, educatief, professioneel, structureel, economisch en maatschappelijk. Daarbij staan meerdere uitdagingen centraal, waaronder de academische randvoorwaarden in het vakgebied, opleiding in systemen van hoger onderwijs, uitdagingen vanuit de culturele en creatieve industrieën (CCI), en structurering van het veld en ‘conditions of practices’. Iedere werkgroep heeft een link met artistiek onderzoek. Zo brengt de eerste werkgroep (barrières rondom) artistiek onderzoek in opleidingsaanbod in kaart. Een tweede werkgroep (sources) inventariseert de vorm en toegankelijkheid van bronmateriaal voor artistiek onderzoek: welk type bronnen is bijvoorbeeld over- of ondervertegenwoordigd, onbekend, of ontoegankelijk? Een werkgroep ‘publicaties’ bestudeert onder andere de ‘output’ van artistiek onderzoek waar Forment eerder aan refereerde: hoe publiceren artistiek onderzoekers hun werk? Wat zijn uitdagingen daarbij? Welke alternatieve publicatievormen zijn nodig of gewenst? Welke standaarden zijn er voor peer review van deze output? En hoe heeft dit invloed op de carrières van artistiek onderzoekers, in het bijzonder in academia? Onder leiding van Forment kijkt een vierde werkgroep naar performance: hoe is artistiek onderzoek vertegenwoordigd in de hedendaagse uitvoeringspraktijk? Wat zijn barrières daarbij? De laatste groep richt zich op beleid – door Ahrendt gedoopt tot ‘mother of all working groups’. Doelstellingen daarvan zijn om bewustzijn rondom artistiek onderzoek en oude muziek onder beleidsmakers vergroten en barrières hieromtrent minimaliseren, alsook deelname van artistiek onderzoekers en early music practitioners in dialogen rondom de CCI verzekeren. Tientallen stakeholders uit verschillende lidstaten betrokken nemen deel aan deze werkgroepen. De voortgang van het gehele project is te volgen via de website van COST – het  European Cooperation in Science & Technology programma van de EU. Bezoekers kregen van Ahrendt een kleine inkijk in de wereld van dit Europees gefinancierde onderzoek. Ahrendt sloot af met een oproep aan geïnteresseerden om zich aan te sluiten bij het project via bovenstaande projectpagina.

 

De institutionele context die door bovengenoemde sprekers doorlopend aangehaald werd, stond centraal in de bijdrage van Michiel Schuijer. Schuijer benoemde de tweedeling die nog steeds dominant is in het hoger onderwijs, en die “veronderstelde ‘doeners’ scheidt van veronderstelde ‘denkers’.” De Academies for Musicology and Musicianship in Amsterdam (AMMA) en Utrecht (AMMU) proberen deze binair te doorbreken. Doel van de academies is de relatie tussen parallelle studies aan het conservatorium (of bij uitbreiding een andere kunstvakopleiding) en de universiteit te versterken. Vandaag de dag promoot de opleiding ‘muziekwetenschap’ een breed perspectief op de rol van muziek in de maatschappij. Er zijn geen specifieke toelatingseisen en het programma kent een relatief korte doorlooptijd. Uitdagingen voor studenten en afgestudeerden zijn betrokkenheid en verbinding met muziekpraktijken. Conservatoriumopleidingen specialiseren zich in de ontwikkeling van muzikale vaardigheden, veronderstellen een sterke verbinding met de major van de student en richten zich minder op de ontwikkeling van academische vaardigheden. Dit maakt het communiceren van muzikale ervaringen in uiteenlopende contexten uitdagend voor studenten en afgestudeerden. Onder studenten van zowel universiteiten als conservatoria leeft de behoefte om elementen uit beide instellingen te verbinden. Gesteund door een Comenius Leadership Fellow-beurs mag Schuijer hier nu opvolging aan geven. Samen met een aantal collega’s verkent hij de mogelijkheden voor nieuw leeraanbod waaronder seminars (current debates in music, listening modalities in music, musicking, musical ecosystems), scenarios en electives. Daarnaast zoekt hij actief verbinding tussen bachelor- en masteropleidingen. Artistiek onderzoek is vanzelfsprekend een onderwerp dat betrokken wordt in de onderzoeksfase van dit veelbelovende initiatief.

 

Kurt Bertels sloot de sprekersronde af met een demonstratie van zijn werk als performer-scholar. Een aantal reacties op zijn werk waar hij anekdotisch mee aanving, riepen veel herkenning op in de zaal. Vervolgens nam Bertels de aanwezigen in een casestudy mee naar Concert No. 1 (1902) van Paul Gilson. Gilson schreef de compositie voor saxofonist Elise Hall; een commissie waar Gilson niet bijzonder naar uitkeek, zo bleek uit een brief die hij per abuis verzond naar zijn opdrachtgever. Doel van Bertels was om met deze casus een nieuw perspectief te bieden op de relatie tussen componist en ‘dedicatee’ (toegewijde). Hij stelde vragen als “In hoeverre heeft Hall als saxofonist Gilson’s compositieproces beïnvloed? In hoeverre heeft Gilson de technische elementen van Concert No. 1 (1902) geënt op de vaardigheden van Hall?” Bertels ontwierp hiervoor een tweeledige methodologie: een studie van music periodicals/journals en performance (historical instruments/fingers/sound idiom/blowing technique). Zijn bevindingen illustreerde Bertels met zijn saxofoon. Hij wees bezoekers onder andere op de wijziging van twee octaaftoetsen op historische saxofoons naar één octaaftoets op hedendaagse saxofoons, en de implicaties hiervan voor de technische vaardigheden van spelers. In hoeverre Gilson het technisch niveau van Hall goed inschatte blijft onbekend; volgens Bertels bereikte het eindresultaat haar nooit.

 

De middag sloot af met een paneldiscussie gemodereerd door Annelies Andries en Mimi Mitchell. Zij gingen in gesprek over uitdagingen voor (de toekomst van) artistiek onderzoek met:

  • Dr. Bruno Forment, hoofdonderzoeker aan het Orpheus Instituut
  • Dr. Kurt Bertels, saxofonist en onderzoeker aan LUCA School of Arts (Campus Lemmens)
  • Piet Verkleij, artiest en masterstudent Applied Musicology
  • Alkistis Misouli, violist en masterstudent Improvisation
  • Dr. Floris Schuiling, assistent professor aan de Universiteit Utrecht
  • Dr. Rebekah Ahrendt, universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht
  • Dr. Michiel Schuijer, studieleider compositie, directie en muziektheorie aan het Conservatorium van Amsterdam

 

Terug